paardrijdt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paard·rijdt

Werkwoord

vervoeging van
paardrijden

paardrijdt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paardrijden
    • ... dat jij paardrijdt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paardrijden
    • ... dat hij paardrijdt.