paardjereden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- paard·je·re·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
paardjerijden |
paardjereden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van paardjerijden
- ...dat wij paardjereden.
- ...dat jullie paardjereden.
- ...dat zij paardjereden.
- ...dat wij paardjereden.