overvroegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·vroe·gen

Werkwoord

vervoeging van
overvragen

overvroegen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overvragen
    • ...dat wij overvroegen. 
    • ...dat jullie overvroegen. 
    • ...dat zij overvroegen. 
vervoeging van
overvragen

overvroegen

  1. meervoud verleden tijd van overvragen
    • Wij overvroegen. 
    • Jullie overvroegen. 
    • Zij overvroegen.