overtrouwt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·trouwt

Werkwoord

vervoeging van
overtrouwen

overtrouwt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrouwen
    • ... dat jij overtrouwt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtrouwen
    • ... dat hij overtrouwt. 

Gangbaarheid