overtrouwden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·trouw·den

Werkwoord

vervoeging van
overtrouwen

overtrouwden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overtrouwen
    • ...dat wij overtrouwden. 
    • ...dat jullie overtrouwden. 
    • ...dat zij overtrouwden. 

Gangbaarheid