oversta

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·sta

Werkwoord

vervoeging van
overstaan

oversta

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overstaan
    • Ik oversta. 
  2. gebiedende wijs van overstaan
    • Oversta! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overstaan
    • Oversta je? 
  4. aanvoegende wijs van overstaan