overhoopsmijt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·hoop·smijt

Werkwoord

vervoeging van
overhoopsmijten

overhoopsmijt

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhoopsmijten
    • ... dat ik overhoopsmijt. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhoopsmijten
    • ... dat jij overhoopsmijt. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhoopsmijten
    • ... dat hij overhoopsmijt.