overhaalt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·haalt

Werkwoord

vervoeging van
overhalen

overhaalt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhalen
    • ... dat jij overhaalt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overhalen
    • ... dat hij overhaalt.