ossobuco

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • os·so·bu·co
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘kalfsschenkel met mergpijp’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ossobuco ossobuco's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ossobucom

  1. (voeding) van oorsprong Italiaans gerecht, waarbij kalfsschenkel wordt gesmoord in witte wijn met tomaat en ui
Verwante begrippen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen