ordonneer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- or·don·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ordonneren |
ordonneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ordonneren
- Ik ordonneer.
- gebiedende wijs van ordonneren
- Ordonneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ordonneren
- Ordonneer je?