opvulde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·vul·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opvullen |
opvulde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opvullen
- ... dat ik opvulde.
- ... dat jij opvulde.
- ... dat hij, zij, het opvulde.
- ... dat ik opvulde.
vervoeging van |
---|
opvullen |
opvulde