opschonken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: opschonken (hulp, bestand)
Woordafbreking
- op·schon·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opschenken |
opschonken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opschenken
- ...dat wij opschonken.
- ...dat jullie opschonken.
- ...dat zij opschonken.
- ...dat wij opschonken.