oprook
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·rook
Werkwoord
vervoeging van |
---|
oproken |
oprook
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oproken
- ... dat ik oprook.
Gangbaarheid
- Het woord oprook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.