opmontert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·mon·tert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opmonteren |
opmontert
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opmonteren
- ... dat jij opmontert.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opmonteren
- ... dat hij opmontert.