Naar inhoud springen

opkruipt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·kruipt

Werkwoord

vervoeging van
opkruipen

opkruipt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkruipen
    • ... dat jij opkruipt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opkruipen
    • ... dat hij opkruipt.