opdroogden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·droog·den

Werkwoord

vervoeging van
opdrogen

opdroogden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opdrogen
    • ...dat wij opdroogden. 
    • ...dat jullie opdroogden. 
    • ...dat zij opdroogden.