opdronken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·dron·ken
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opdrinken |
opdronken
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opdrinken
- ...dat wij opdronken.
- ...dat jullie opdronken.
- ...dat zij opdronken.
- ...dat wij opdronken.