onverzoenbaar

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ver·zoen·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onverzoenbaar onverzoenbaarder onverzoenbaarst
verbogen onverzoenbare onverzoenbaardere onverzoenbaarste
partitief onverzoenbaars onverzoenbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onverzoenbaar [1]

  1. zonder dat een verschil van mening kan worden bijgelegd
  2. niet met elkaar in overeenstemming te brengen
     "Die twee strekkingen zijn onverzoenbaar. Niemand weet wat we hiermee moeten doen."[2]
     Nadat hij het bekendmaakte vond hij niet dat hij door kon gaan met zijn functie en dus nam hij ontslag. "Ik besef dat mijn bijverdienste onverzoenbaar is met mijn rol als scholierenvoorzitter", zegt hij. Op zijn weblog benadrukt hij dat hij vindt dat er verder niets mis is met wat hij doet. Ook de Vlaamse Scholierenkoepel had geen problemen met zijn bijbaantje. "Van ons hoefde hij niet af te treden. Zoiets behoort tot de privésfeer."[3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 12 januari 2023 Weblink bron “Bewapende militair Conings nog steeds spoorloos, zo staat de klopjacht ervoor” (Woensdag 2 juni 2021, 21:53), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 12 januari 2023 Weblink bron “"Ik verdien geld met seks en dat is goed"” (Woensdag 7 augustus 2013, 12:04), NOS