ontvlam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·vlam
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontvlammen |
ontvlam
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlammen
- Ik ontvlam.
- gebiedende wijs van ontvlammen
- Ontvlam!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvlammen
- Ontvlam je?