ontluister
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontluister (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ont·luis·ter
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontluisteren |
ontluister
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontluisteren
- Ik ontluister.
- gebiedende wijs van ontluisteren
- Ontluister!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontluisteren
- Ontluister je?