ontken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·ken

Werkwoord

vervoeging van
ontkennen

ontken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkennen
    • Ik ontken. 
  2. gebiedende wijs van ontkennen
    • Ontken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkennen
    • Ontken je?