ongelegene

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·le·ge·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ongelegene -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het ongelegeneo

  1. ongeschiktheid van het tijdstip
    • In Engelse kringen heeft men geen woord geopperd over het ongelegene van dit soort operaties nauwelijks twee weken van de topconferentie vandaan. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen