ongehoord
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·ge·hoord
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongehoord | ongehoorder | ongehoordst |
verbogen | ongehoorde | ongehoordere | ongehoordste |
partitief | ongehoords | ongehoorders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ongehoord
- schandelijk, zo erg dat niemand ooit van zoiets gehoord heeft
- De ongehoorde wreedheid van de ditctaor werd overal besproken.
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord ongehoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongehoord" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be