Naar inhoud springen

omversloeg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·ver·sloeg

Werkwoord

vervoeging van
omverslaan

omversloeg

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van omverslaan
    • ... dat ik omversloeg. 
    • ... dat jij omversloeg. 
    • ... dat hij, zij, het omversloeg.