omstrengeling

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·stren·ge·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord omstrengeling omstrengelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de omstrengelingv [1]

  1. iets of iemand, al dan niet met vriendelijke intenties, met de armen omvatten
     Maar de meeste figuren zijn goed zichtbaar, bevrijd uit de omstrengeling van planten.[2]
     Bij de laatste score gingen beiden na een omstrengeling vrijwel gelijktijdig naar de mat. Het was lastig te zien, maar Margvelasjvili kreeg de score toegekend.[3]
Verwante begrippen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “De tuinen van Bomarzo” (1968), Em. Querido's Uitgeverij op Wikipedia, ISBN 9789021433585
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 mei 2024 Weblink bron “Nederlandse judoka's niet in buurt van medailles op eerste dag EK judo” (Donderdag 25 april, 19:23), NOS