omspanden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·span·den

Werkwoord

vervoeging van
omspannen

omspanden

  1. meervoud verleden tijd van omspannen
    • Wij omspanden. 
    • Jullie omspanden. 
    • Zij omspanden. 
Verwante begrippen
vervoeging van
omspannen

omspanden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omspannen
    • ...dat wij omspanden. 
    • ...dat jullie omspanden. 
    • ...dat zij omspanden.