ombliezen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·blie·zen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omblazen |
ombliezen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omblazen
- ...dat wij ombliezen.
- ...dat jullie ombliezen.
- ...dat zij ombliezen.
- ...dat wij ombliezen.