oehoes
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- oe·hoes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oehoes | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de oehoes mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord oehoe
- meervoudsvorm als officiële benaming (uilen) Bubo een geslacht van vogels uit de familie van de uilen (Strigidae). De wetenschappelijke naam van het geslacht werd in 1805 voorgesteld door André Marie Constant Duméril
Hyperoniemen
- [2] echte uilen, uilen, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
Hyponiemen (in taxonomische zin)
- [2] Afrikaanse oehoe, Amerikaanse oehoe, Arabische oehoe, Bengaalse oehoe, grijze oehoe, Kaapse oehoe, magelhaenoehoe, oehoe, sneeuwuil, woestijnoehoe
Verwante begrippen
- akoenoehoe, bosoehoe, coromandeloehoe, Filipijnse oehoe, kleine oehoe, Maleise oehoe, salomonsoehoe, Shelleys oehoe, usambaraoehoe, Verreauxs oehoe
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord oehoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Meervoudsvorm binnen nomenclatuur in het Nederlands
- Uilen in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal