notificeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: notificeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- no·ti·fi·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
notificeren |
notificeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notificeren
- Ik notificeer.
- gebiedende wijs van notificeren
- Notificeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notificeren
- Notificeer je?