noordkriek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

noordkrieken aan de boom
Uitspraak
Woordafbreking
  • noord·kriek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord noordkriek noordkrieken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de noordkriekv / m

  1. zure kers
    • De winkelketens Colruyt, OKay, Spar, Alvo, Solucious en Colex roepen ontpitte noordkrieken 680 gram van het discountmerk Everyday terug.[2] 
  2. boom waaraan de morellen groeien
    • In de vernieuwde boomgaard werden opnieuw een aantal hoogstammen aangeplant, waaronder noordkriek en ook de vijver werd in ere hersteld.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen