nivelleerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ni·vel·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
nivelleren

nivelleerde

  1. enkelvoud verleden tijd van nivelleren
    • Ik nivelleerde. 
    • Jij nivelleerde. 
    • Hij, zij, het nivelleerde.