nifterde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nif·ter·de
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nifteren |
nifterde
- enkelvoud verleden tijd van nifteren
- Ik nifterde.
- Jij nifterde.
- Hij, zij, het nifterde.
- Ik nifterde.
vervoeging van |
---|
nifteren |
nifterde