neervielen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: neervielen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- neer·vie·len
Werkwoord
vervoeging van |
---|
neervallen |
neervielen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van neervallen
- ...dat wij neervielen.
- ...dat jullie neervielen.
- ...dat zij neervielen.
- ...dat wij neervielen.
- ▸ Het was zwaar geweest voor de drie broers, vooral de eerste zomer nadat hun vader en oom vermist waren op zee, toen moesten de jongens werken tot ze er letterlijk bij neervielen.[1]
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691