naleeft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·leeft

Werkwoord

vervoeging van
naleven

naleeft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naleven
    • ... dat jij naleeft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naleven
    • ... dat hij naleeft.