nachtbraak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nachtbraak (hulp, bestand)
Woordafbreking
- nacht·braak
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nachtbraken |
nachtbraak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nachtbraken
- Ik nachtbraak.
- gebiedende wijs van nachtbraken
- Nachtbraak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nachtbraken
- Nachtbraak je?