nabespreekt
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nabespreekt (hulp, bestand)
Woordafbreking
- na·be·spreekt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
nabespreken |
nabespreekt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabespreken
- ... dat jij nabespreekt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nabespreken
- ... dat hij nabespreekt.