moraliseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mo·ra·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
moraliseren |
moraliseerde
- enkelvoud verleden tijd van moraliseren
- Ik moraliseerde.
- Jij moraliseerde.
- Hij, zij, het moraliseerde.
- Ik moraliseerde.
vervoeging van |
---|
moraliseren |
moraliseerde