moraliseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: moraliseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- mo·ra·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
moraliseren |
moraliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moraliseren
- Ik moraliseer.
- gebiedende wijs van moraliseren
- Moraliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moraliseren
- Moraliseer je?