monopoliseer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mo·no·po·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
monopoliseren |
monopoliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monopoliseren
- Ik monopoliseer.
- gebiedende wijs van monopoliseren
- Monopoliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monopoliseren
- Monopoliseer je?