mobiliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·bi·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
mobiliseren

mobiliseerden

  1. meervoud verleden tijd van mobiliseren
    • Wij mobiliseerden. 
    • Jullie mobiliseerden. 
    • Zij mobiliseerden.