mistede

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • mis·te·de

Werkwoord

mistede

  1. verleden tijd van miste


Noors

Woordafbreking
  • mis·te·de
Naar frequentie 6773

Bijvoeglijk naamwoord

mistede, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van miste

mistede, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van miste