mirare

Uit WikiWoordenboek

Latijn

Woordafbreking
  • mi·ra·re
stamtijd
infinitief 1e pers. enk.
ind. praes. act.
1e pers. enk.
ind. perf. act.
supinum
mīrāre mīro mīrāvi mīrātus
eerste vervoeging volledig

Werkwoord

mīrāre

  1. afvragen, zich afvragen
  2. bewonderen, genieten, genieten van


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
mirar

mirare

  1. eerste persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van mirar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)
  2. derde persoon enkelvoud toekomende tijd (futuro) van mirar (modo subjuntivo/aanvoegende wijs)