minnelijkers
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: minnelijkers (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɪnələkərs / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- min·ne·lij·kers
Woordherkomst en -opbouw
- minnelijker met de uitgang -s
Bijvoeglijk naamwoord
minnelijkers
- partitief van de vergrotende trap van minnelijk
- Haar verw liep wat na den bruinen; maar 't was een bruin zoo helder, en zoo minzaam, dat 'er nauw iet minnelijkers te bedenken is. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'minnelijkers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Harderwijk Rz., J. van"Mengelwerk. Redevoering over mr. Johan van Heemskerk, bijzonder als prozaschrijver, aangetoond uit zijne Batavische arcadia, en het gewigt derzelve voor de kennis van de zeden en gewoonten onzer voorvaderen." in: Vaderlandsche Letteroefeningen. (1841) G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. IJntema, Amsterdam; p. 628; geraadpleegd 2018-10-21