mineraliseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ne·ra·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
mineraliseren

mineraliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van mineraliseren
    • Ik mineraliseerde. 
    • Jij mineraliseerde. 
    • Hij, zij, het mineraliseerde.