menageer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·na·geer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
menageren |
menageer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menageren
- Ik menageer.
- gebiedende wijs van menageren
- Menageer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van menageren
- Menageer je?
Gangbaarheid
- Het woord menageer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.