meezongen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mee·zon·gen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meezingen |
meezongen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meezingen
- ...dat wij meezongen.
- ...dat jullie meezongen.
- ...dat zij meezongen.
- ...dat wij meezongen.