meebetaalden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·be·taal·den

Werkwoord

vervoeging van
meebetalen

meebetaalden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meebetalen
    • ...dat wij meebetaalden. 
    • ...dat jullie meebetaalden. 
    • ...dat zij meebetaalden.