mediteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·di·teer

Werkwoord

vervoeging van
mediteren

mediteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mediteren
    • Ik mediteer. 
  2. gebiedende wijs van mediteren
    • Mediteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mediteren
    • Mediteer je?