medeschuldige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·de·schul·di·ge

Bijvoeglijk naamwoord

medeschuldige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van medeschuldig
enkelvoud meervoud
naamwoord medeschuldige medeschuldigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de medeschuldigev / m

  1. persoon die samen met anderen schuldig is aan een bepaalde misdaad
     Daarin is hij heel anders dan een andere oud-SS'er die eerder dit jaar werd veroordeeld, zegt ze. "Deze man, Oscar Gröning, werkte ook in Auschwitz. Hij gaf wel toe dat hij wist dat er zoveel gemoord werd. Hij bood daar ook zijn excuses voor aan. Hij zag zichzelf als moreel medeschuldige."[1]
  2. persoon die samen met anderen verantwoordelijk is voor iets dat als slecht wordt ervaren
     De 20-jarige De Ligt maakt een moeilijke periode door bij Juventus. Eind augustus werd hij door een blessure van Giorgio Chiellini vroeger dan gepland voor de leeuwen gegooid in de topper tegen Napoli (4-3) en zakte hij als medeschuldige aan drie tegendoelpunten door het ijs.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Oud-kampbewaker Auschwitz (93) voor de rechter” (Maandag 7 december 2015), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2022 Weblink bron
    Jesse Wieten
    “'Geen gek idee om De Ligt rust te gunnen en De Vrij op te stellen'” (Zondag 13 oktober 2019), NOS