mechanica

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·cha·ni·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘theoretische werktuigkunde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1740 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mechanica -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de mechanicav

  1. (natuurkunde) natuurkunde die zich bezighoudt met het evenwicht en de beweging van lichamen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen